Om u beter van dienst te kunnen zijn, maakt deze website gebruik van Cookies. Door op "Akkoord" te klikken of door gebruik te blijven maken van deze website, gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.

Voorkom dat COVID-19 maatregelen grip krijgen op de grasmat

Voorkom dat COVID-19 maatregelen grip krijgen op de grasmat
Een goede grasmat heeft baat bij regelmatige betreding, iets wat mogelijk niet mogelijk wordt gemaakt vanwege de COVID-19 maatregelen. Hoe kunnen sportveldbeheerders daar het beste mee omgaan?
Eén jaar nadat de COVID-19 pandemie voor het eerst de kop opstak, lijkt zich langzaamaan een licht aan het einde van de tunnel te ontwaren. De overheid is een vaccinatieprogramma gestart terwijl een groeiend aantal Nederlanders zelf inmiddels voldoende antistoffen heeft aangemaakt. Het is nog slechts een kwestie van tijd voordat de sportcompetities weer van start gaan. Het onderhoud van het gras kan echter niet wachten. “Wij zijn vorig jaar heel vroeg begonnen met het uitvoeren van het groot onderhoud,” zegt Arjan van Bodegom van de gemeente Rotterdam. De gemeente telt zo’n 100 gras sportvelden. “Normaal gesproken zouden we een rondje met de schudbeluchter hebben gedaan, de velden hebben bezand en met de vertidrain aan de gang zijn gegaan. Deze keer hebben we dat achterwege gelaten omdat dat niet nodig was.” Zo op het oog lagen de velden er, vrijwel het hele jaar, goed bij, “maar het aandeel straatgras nam al snel toe. Die toename verschilt per vereniging. Meestal is het zo dat, hoe verder het veld van een kantine af ligt, hoe groter het aandeel straatgras zal zijn”. Om dat te bestrijden zijn ze in Rotterdam actief met de wiedeg in de weer geweest. Ook zijn de velden doorgezaaid. “Daarnaast hebben we het onkruid gesneden en werd het, daar waar het kon, handmatig weggehaald. Dat laatste is echter te arbeidsintensief om echt effectief te zijn.” Ondanks het feit dat de sportcomplexen nauwelijks werden gebruikt, bleef de toename van het straatgras bij de diverse leden niet onopgemerkt. “Daarom hebben we een paar avonden georganiseerd om dit probleem met de verenigingen te bespreken en om meer begrip voor de situatie te kweken. Dat had als resultaat dat de meeste verenigingen uiteindelijk wel met de situatie konden leven.”

Blik vooruit
Rotterdam is het gelukt om het volledige team op volle sterkte te houden. “Wel hebben we, wat eerder dan gewenst, tijdelijk afscheid moeten nemen van een paar agrarische bedrijfsverzorgers die ons elk jaar op drukke momenten bijstaan. Het is echter de bedoeling dat, wanneer de werkzaamheden in het voorjaar weer beginnen, zij gewoon weer een onderdeel van ons team vormen zoals dat altijd is geweest.”
In het oosten van het land kijkt ook Jacco Meijerhof van Hofmeijer Civiel- en Cultuurtechniek uit Voorst uit naar het nieuwe voorjaar. “De focus zal vooral liggen op het schoonmaken van de grasmat: het verwijderen van ongewenste grassen en kruiden. Dat zal betekenen dat we gaan verticuteren en met de wiedeg aan de slag gaan om de goede grassen te prikkelen en de ongewenste elementen te elimineren.” De werkzaamheden kunnen haaks staan op het gevoel dat veel voetbalclubs straks op dat moment ervaren. “Die zien dan een mooi groen grasveld waarvan ze denken dat het onmiddellijk intensief gebruik aan kan. Veel zal afhangen van de relatie die wij als aannemer hebben met het bestuur van de verenigingen. Het is straks best mogelijk dat de situatie zich voordoet dat wij het beter vinden om een trainingsveld al door te zaaien in een periode dat het veld eigenlijk noodzakelijk is om trainingen op te houden. We proberen dat dan goed af te stemmen om er toch voor te zorgen dat men zowel kan voetballen als dat er bij aanvang van de zomer voldoende gras op het veld staat.” Meijerhof noemt dat het lot van het vak dat onderhoud op de meest ongunstige momenten moet worden gepland. Hij stemt daarom de keuze voor graszaad op die uitdaging af. “Voor dat doorzaaien gebruiken we vooral Engels raaigras en tetraploïde grassen. Deze grassen zorgen ervoor dat de mat, ook bij lage temperaturen, snel dichtgroeit waardoor ongewenste grassen, ziekten of plagen geen kans krijgen zich te vestigen.”

Op eigen kracht
Onlangs besloot de overheid om, ondanks de ambitie om sportvelden voortaan chemievrij te onderhouden, het gebruik van chemie in sommige situaties toch toe te staan. Zowel van Bodegom als Meijerhof gaan echter uit van hun eigen kracht bij het realiseren van een volle en stevige grasmat. “De gemeente Rotterdam heeft het gebruik van chemie al lang geleden afgeschaft. Bij het onderhoud van de sportvelden wordt daar dus al rekening mee gehouden,” stelt Arjan van Bodegom. Ook Jacco Meijerhof stelt dat gebruik van chemie niet noodzakelijk is. “Chemie is een laatste redmiddel en kan alleen overwogen worden wanneer men er alles aan heeft gedaan om een probleem aan te pakken. Dat straks veel zaken misschien tegelijkertijd bij elkaar komen, mag geen excuus zijn om een grasmat even snel met chemie aan te pakken. In 90 tot 95% van de gevallen is het gewoon niet nodig. In een gezond veld krijgen ziekten en plagen namelijk geen kans.”
Een investering waar Meijerhof veel baat bij heeft gehad, is de investering in robotmaaiers. “Die werken dag en nacht en zonder te klagen. De robotmaaiers kunnen gewoon werken, ondanks de lockdown. Het is algemeen bekend dat regelmatig maaien de groei van jong gras stimuleert. Je maait de mat dicht, als het ware. De elektronica maakt het mogelijk om het maaien af te stemmen op het veldgebruik en de beregening. Zo kan de techniek dus bijdragen om, ondanks de situatie, toch een goede grasmat te krijgen.”
Hoe de kwaliteit van de sportvelden dit jaar uiteindelijk zal uitpakken, hangt af van een aantal zaken. “Veel zal afhangen van hoe de bonden de verschillende competities willen laten verlopen. Als ze ervoor kiezen om deze lang te laten doorlopen en het seizoen 2021-2022 vroeg te laten beginnen, dan zal dat bij ons wel wat problemen gaan geven. In dat geval zullen we gedwongen worden om een deel van het onderhoud te gaan uitbesteden,” stelt Arjan van Bodegom. “De bond, clubs, gemeenten en de partijen die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud moeten vooral veel met elkaar blijven praten. Dan weet iedereen wat elkaars verwachtingen zijn en hoe men daar het beste mee om kan gaan.”